De geschriften van de kerkvaders zijn populair  onder christenen. „De moderne theologie, die niets van de Bijbel  overlaat, zijn veel christenen meer dan zat”, zegt patroloog dr. Petra  Heldt, directeur van het Thomas C. Oden Instituut voor Patristische  Studies (TOPS) in Jeruzalem. „Christenen zoeken  geestelijk voedsel en  bij de kerkvaders vinden ze dat.”
                                   
De lutherse  Heldt heeft haar kantoor in de bibliotheek van de Oecumenische  Theologische Research Fraterniteit in Israël, waarvan ze uitvoerend  secretaris is. De bibliotheek, die zich vooral richt op  joods-christelijke relaties, bevindt zich op de berg Sion, op het  terrein van Jerusalem University College, een theologische school  waaraan vooral Amerikanen studeren. Heldt doceert aan verschillende  instituten, waaronder de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem.
De  kerkvaders schreven hun werken van de eerste tot de achtste eeuw. „Ze  geven ons prachtige impressies van de rijkdom van hun geestelijk leven.  Maar ze spreken ook over dogma’s en Bijbeluitleg. De discussies gaan,  zoals wij dat noemen, over de kerkorde, de doop en het heilig avondmaal.  En ze spreken over het dagelijks leven. We krijgen een compleet beeld  van de kerk, die ontstond in de Oriënt, in Jeruzalem, Egypte, Syrië en  Afrika. De kerkvaders schreven in talen als het Grieks, Aramees,  Georgisch, Koptisch en het Armeens.”
Heldt verbindt ook een  waarschuwing aan het lezen van de kerkvaders. „Ze zijn niet zo  gemakkelijk te lezen. Ze gebruiken een taal en retoriek waar wij niet  meer aan gewend zijn. We missen de historische en sociologische  achtergrond die ons helpt te begrijpen wat deze geschriften betekenen en  wie degenen waren aan wie ze waren gericht.”
Ze vertelt dat de  joden in de afgelopen 2000 jaar de woorden van hun vaders hebben  gekoesterd, bestudeerd en doorgegeven. Ze brengen elke nieuwe generatie  zorgvuldig met de geschriften van de rabbijnen in aanraking. Er zijn  rabbijnen die de onderwijzing van vroegere rabbijnen misbruiken. Maar  anderen corrigeren hen onmiddellijk, omdat er een wijdverbreide  overeenstemming bestaat over wat juist en wat verkeerd is.
„In ons  geval hebben we de eens populaire gewoonte om de kerkvaders te lezen,  verloren. Het inzicht in wat een goede of een foute interpretatie is, is  daarmee ook verdwenen. We moeten weer leren de kerkvaders op de juiste  wijze te verstaan. Als christenen niet op een goede manier  geïntroduceerd worden in hun geschriften, is de kans op dwalingen zeer  groot.”
De grootste fout die volgens Heldt wordt gemaakt, is dat  veel christenen geen verschil zien tussen de vervangingstheologie (de  kerk is gekomen in de plaats van Israël) van vandaag de dag en de  vermeende vervangingstheologie van de kerkvaders. De TOPS-directeur is  ervan overtuigd dat er geen verband tussen beide bestaat.
De  kerkvaders stonden in een traditie die in het Oude Testament begon,  aldus Heldt. Daar ging het om de vraag wie en wat het ware Israël is.  Was dat iedereen of een groep die werkelijk een relatie had met God? „In  het judaïsme werd altijd gezegd: Waar het om gaat, zijn het Woord van  God, de wetten van God en het luisteren naar God. Het ware Israël  bestond dus uit degenen die in de gunst van God stonden. De kerkvaders  dachten in dezelfde lijn. Ze benadrukten vooral het geestelijke deel van  Israël. Dáár ging het om.”
Heldt gelooft dat vooral  negentiende-eeuwse theologen de kerk op het verkeerde been hebben gezet.  Ze probeerden het christendom van het judaïsme te zuiveren en grepen  daarvoor terug op de kerkvaders. „Maar ze misbruikten hen. En  tegenwoordig zijn we slecht getraind in het lezen van hun werken. We  zijn eraan gewend geraakt de patres te lezen met antisemitische ogen.  Het is heel moeilijk onze bril af te zetten en die van de kerkvaders op  te doen. En toch moeten we dat proberen.
Als mensen zeggen dat de  vervangingstheologie terug te voeren is op de kerkvaders en dat we deze  traditie niet kunnen doorbreken, dan spreken ze nonsens. Het onjuist  lezen van de kerkvaders werd in de negentiende eeuw geïntroduceerd door  de meest gerespecteerde wetenschappers van die tijd, zoals Adolf van  Harnack. Hij beweerde dat de ketter Arius Paulus op de juiste manier  verstond. Arius en Paulus waren volgens hem anti-Israël. Hij zei: De  enige manier om het christendom juist te verstaan, is de vervanging van  het jodendom.”
Het is zeker dat er veel contacten bestonden tussen  de vroege christenen en de joden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de  dialoog van Justinus de Martelaar (circa 100-165) met Trypho en uit de  boeken van Origenes (circa 185-253).
Heldt zegt dat een aantal  kerkhistorici er de afgelopen jaren op gewezen heeft dat Augustinus  positief was over de joden. Zij hadden immers het verbond en de beloften  van God ontvangen. En aan de belofte is ook het land verbonden.  Tegelijkertijd zag Augustinus de wereld in een goed-slechtverhouding,  waarbij de christenen aan de goede zijde stonden en alle anderen, onder  wie de joden, aan de donkere kant.
Ook in Jeruzalem gingen joden  en christenen intensief met elkaar om. Hoewel er bronnen zijn die zeggen  dat keizer Hadrianus in 135 joden de toegang tot Jeruzalem verbood,  blijkt uit andere bronnen dat er zich naast heidenen en christenen ook  joden in Jeruzalem bevonden. „Origines schreef in de derde eeuw dat er  op de Tempelberg een synagoge was. Er waren dus joden die in de omgeving  leefden. Toen er in 351 een zogeheten parhelische ring (een melkwitte  kring door de zon, met het zenit als middelpunt, AM) boven Jeruzalem te  zien was en er in 361 een aardbeving plaatsvond, woonden er volgens de  bronnen veel joden in Jeruzalem. Om dan te opperen dat er geen contacten  tussen joden en christenen waren, is belachelijk.”
Soms gingen  de contacten erg ver. Uit oude geschriften blijkt dat er judaïserende  christenen waren die joodse gewoontes overnamen. „Johannes Chrysostomus  was furieus toen hij zag dat christenen in Antiochië en Constantinopel  met Pasen naar de kerk gingen en met Pesach de synagoge bezochten. Als  zoiets op grote schaal gebeurt, zoals hier het geval lijkt te zijn  geweest, ontstaat syncretisme. Noch de synagoge noch de kerk is daar  gelukkig mee. De vraag is dan: waar staan deze christenen? Ze moeten een  keuze maken. Chrysostomus richt zich niet tegen de joden, maar tegen  judaïserenden, die de kerk in gevaar brachten.”
Christenen die de  kerkvaders willen lezen, raadt Heldt een goede introductiecursus aan.  Voor wie direct een boek ter hand wil nemen, kunnen de woestijnvaders  een goede start vormen, of Cyrillus van Jeruzalem (circa 315-386). Hij  schreef voor mensen die net christen waren geworden en zijn werken waren  bedoeld om hen te onderwijzen in het christelijk geloof. De preken van  de zevende-eeuwse Isaak van Ninevé noemt Heldt „absoluut fantastisch.”  Maar gemakkelijke leesstof is het niet.